Grieken in Rotterdam
Katendrecht was van de zeelui, de Chinezen en de hoeren maar óók van de Grieken. Zij vonden hun nieuwe vaderland „na Hellas het beste ter wereld”.

De roemruchte geschiedenis van de Kaap is nauw verbonden met de scheepvaart, de Rotterdamse Chinezen en de prostitutie, dat weet iedere inwoner van de stad. Sommige illustere namen die naar dat rauwe verleden van de uitgaanswijk verwijzen, kunnen nog steeds tot de verbeelding spreken. Dames van lichte zeden als ‘Bets de bult’, het ‘Ouwe renpaard’ en de ‘Staande klok’ zijn op de Kaap weliswaar al lang uit het straatbeeld verdwenen. Maar met Tattoo Bob op het Deliplein en het legendarische Kantonees restaurant Wing Wah in de Atjehstraat, dat zich onder eigenaresse Sjaan Baaij nu opmaakt voor een doorstart, is er in elk geval íéts overgebleven van een tijdperk dat Rotterdammers van onder de vijftig alleen nog maar van wilde verhalen kennen.
Gelukkig blijven alle grote en kleinere verhalen over Katendrecht zelf wél doorverteld. Een belangrijke aanjager en verzamelplaats daarvan is Verhalenhuis Belvédère. Het is sinds drie jaar gevestigd op een adres dat, net als Tattoo Bob en Wing Wah, een lange historie heeft op de Kaap. In de bovenwoning van Rechthuislaan 1 woonde en werkte het kunstenaarsechtpaar Wally Elenbaas en Esther Hartog, op de begane grond bevond zich nachtclub Xenos. De zaak was vernoemd naar Xenos Bachas, een van de vele Griekse immigranten die, tegelijk met de Chinezen, de matrozen en de hoeren, een gezichtsbepalende gemeenschap vormden in het Katendrecht van de vorige eeuw. ‘Klein Athene’ luidde niet voor niks de bijnaam van de wijk.
Links: Prins Bernhard en Joseph Luns in restaurant ‘Athene’. Rechts: Veerlaan in 1954. Constance Panitzke-Pementzoglou wuift met Griekse vlag.
Over die Grieken en de sporen die ze in Rotterdam achterlieten – en nog altijd achterlaten – gaat een nieuwe tentoonstelling in het Verhalenhuis. Twee van de drijvende krachten van Belvédère, Linda Malherbe en Joop Reijngoud, hebben in de expositie Rotterdam Metamorfosen de wortels blootgelegd van enkele Grieks-Rotterdamse families, van wie de eerste telgen al in 1893 voet aan wal in de stad zetten. Eerst in de toenmalige Zandstraat, achter de Coolsingel, waar ze in de tabak zaten. Erna op Katendrecht, van waaruit ze als parlevinkers en later als eigenaren van ship stores behalve tabak en sigaretten ook andere proviand aan scheepsbemanningen leverden.
Nazaten van die eerste generaties openden op het schiereiland vervolgens de al eerder genoemde nachtclub Xenos, café Atlas op de Sumatraweg en niet te vergeten ook Akropolis in de Delistraat. Dat Griekse restaurant was op Zuid de tegenhanger van zakenlieden-etablissement Old Dutch op de noordoever. De directie van museum Boijmans van Beuningen, journalisten, kunstenaars en ook Prins Bernhard en staatsman Joseph Luns aten hun souvlaki’s bij Christos Bouyoukas en zijn ‘Hollandse huisvrouw’ Wally van der Kloot.
Vrouwen en kinderen inbegrepen woonden er volgens het Algemeen Handelsblad in 1958 zo’n 200 Grieken in Nederland, van wie 65 procent in Rotterdam. Diezelfde krant liet op sfeerreportage in restaurant Akropolis in dat jaar noteren dat ze hun nieuwe vaderland ‘na Hellas het beste ter wereld’ vonden. Omgekeerd was het voor Nederlandse gasten van Akropolis soms nog even wennen aan de Griekse zegeningen: liever een Hollandse kop koffie op de maaltijd toe dan een teug van die vreemde retsina.
De Rotterdamse Grieken bleven niet allemaal op Zuid, er ontstond ook een as tussen de Kaap en de Zalmhaven en de rest van het Rotterdamse Scheepvaartkwartier. Xenophon Bachas opende er een hotel-café-restaurant, gevolgd door een kapper die ook maar meteen het opschrift ‘Koureion’ op zijn raam van zijn salon aanbracht. Met name de Van Vollenhovenstraat en de Scheepstimmersmanslaan werden met het verstrijken van de tijd steeds Griekser van signatuur. De Nederlands-Griekse club had er zijn hoofdkwartier, en tot voor een paar jaar geleden konden passagierende bemanningsleden en Rotterdamse stappers er nog terecht in animeerbars die – net als in onder andere Antwerpen – door Hellenen werden uitgebaat.
Een Henkes op zolder
Op Katendrecht liet de Griekse enclave zich ook in cultureel opzicht niet onbetuigd. Wally Elenbaas werd door zijn benedenburen van nachtclub Xenos mee naar hun oude vaderland getroond om er te aquarelleren. Collega Dolf Henkes, de kunstenaar die op de Kaap een paar deuren verderop woonde, overkwam hetzelfde. Ook hij maakte, aangespoord door wijkgenoten, vele schildersreizen naar Griekenland. Op de tentoonstelling in het Verhalenhuis zijn werken die zowel Elenbaas als Henkes er maakten weer ‘herenigd’ met de bron waaruit ze ontsproten: hun beider vriendschappen met de Griekse Kapenezen.
De doeken van Henkes (1903-1989) zijn voor de tentoonstelling uitgeleend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), maar – wereldprimeur! – op Rotterdam Metamorfosen hangen ook twee herontdekte werken van een van Rotterdams beroemdste schilders. Een Grieks landschap van Henkes’ hand werd door Malherbe en Reijngoud aangetroffen boven het bankstel van een Grieks-Rotterdamse familie in de Alexanderpolder. En onbekend met de waarde ervan, bleek de dochter van Christios Bouyoukas een onbekend meisjesportret dat Henkes op Katendrecht van haar schilderde jarenlang op zolder te hebben bewaard. Waarmee heeft de geschiedenis van de Kaap er dus weer een bijzonder voetnootje bij heeft gekregen.